De oefening lijkt zo simpel, maar bijna niemand kan het. Iedere keer als ik voor een groep sta (en dat gebeurt geregeld) neem ik twee minuten de tijd om de oefening te doen. Na twee minuten is het altijd hetzelfde liedje: nee, het is niet gelukt. Ook jij kunt het vermoedelijk niet. Ik vraag je niet om de oefening nu te doen, want niemand doet een oefening als 'ie de tekst achterop een boek leest, maar ik laat je graag even weten welke oefening het is: Doe je ogen dicht en observeer je ademhaling in de denkbeeldige driehoek die begint boven je bovenlip en het gebied bestrijkt van je neusvleugels. Je hoeft je ademhaling niet te tellen, je hoeft niets te veranderen, het enige dat je hoeft te doen is je ademhaling observeren. Slechts twee minuutjes. Waarom kan niemand dit? Het kan tien seconden duren, een halve minuut of een minuut, maar ergens in die twee minuten plopt er een gedachte op en ben je niet meer bezig met het observeren van je ademhaling. Nu wordt het interessant. Want wie bepaalt welke gedachte opplopt en heb je zelf invloed op die gedachte?