Een meisje groeit op bij een oom en tante, waar ze als baby is ondergebracht. Ze is daar gelukkig.
Op haar dertiende wordt ze zonder enige uitleg teruggeplaatst bij haar biologische ouders; ze ziet haar oom en tante en vriendinnen niet meer, ze wordt aan haar lot overgelaten en moet zich zien te redden in haar nieuwe omgeving. Ze is wanhopig.
De vader is woordeloos en slaat, de moeder vreugdeloos, de armoede is overweldigend. Maar langzaam, weerbarstig, vindt het teruggestuurde meisje haar weg in die nieuwe wereld.
Op haar dertiende wordt ze zonder enige uitleg teruggeplaatst bij haar biologische ouders; ze ziet haar oom en tante en vriendinnen niet meer, ze wordt aan haar lot overgelaten en moet zich zien te redden in haar nieuwe omgeving. Ze is wanhopig.
De vader is woordeloos en slaat, de moeder vreugdeloos, de armoede is overweldigend. Maar langzaam, weerbarstig, vindt het teruggestuurde meisje haar weg in die nieuwe wereld.