Twee jongens beleven, apart van elkaar, een moeilijke jeugd. De een in het Friese Gaasterland, de ander te midden van Friese landverhuizers op de Canadese prairie. Hoewel de beide jongens in hun jeugd aan hun lot worden overgelaten, blijken ze veerkrachtig en sterk. Eenmaal volwassen maken ze carrière, vinden ze de liefde en stichten ze elk een gezin. Als de mannen in de tachtig zijn, en allebei weduwnaar, ontmoeten ze elkaar als ze toeschouwer zijn bij een ijshockeywedstrijd. Aan een paar woorden hebben ze genoeg om elkaars gemeenschappelijke Friese wortels te herkennen en worden ze op hun oude dag nog vrienden voor het leven. Samen schrijven ze elkaars levensverhaal op en zo voegt het toeval nog een prachtig hoofdstuk toe aan hun beider levens. Maar was het wel toeval? Of heeft iemand het lot een handje willen helpen?
Een raamvertelling. Helaas is het raam zeer ongeloofwaardig en zijn de vertellingen aardig, maar overstijgen nauwelijks het niveau van een streekroman. Niet echt de moeite waard in mijn optiek.