In het gezin waarin Robin opgroeit, een vrijgevochten gezin van beeldend kunstenaars, eist haar vader alle aandacht op. Het ene moment is alles mogelijk, het andere moment krijgt hij een psychose en verdwijnt voor langere tijd. Pas wanneer ze zelf de controle dreigt te verliezen en ze de problemen én de liefdevolle band reconstrueert, ontdekt ze dat haar moeder een belangrijke gebeurtenis verzweeg – om haar niet op te zadelen met twéé psychisch belaste ouders.
Robin vraagt zich af: is gekte erfelijk? In haar zoektocht om de angst voor waanzin te bezweren geeft ze haar ouders een waardige stem, en spreekt ze met Erica Jong en Siri Hustvedt over manische familieleden. Tegelijk schetst ze in poëtische vergelijkingen een tijdsbeeld van een jeugd in de jaren negentig. Is normaal zijn wel zo wenselijk?