De in deze bundel bijeengebrachte verhalen behoren voornamelijk tot het humoristische genre waarin H. G. Wells een meester is. Alleen het eerste – De tijdmachine (1895) – dat ook aanzienlijk langer is dan de andere is een fantastisch verhaal dat ons een blik in de verre toekomst schenkt, een voorloper van de tegenwoordige 'science fiction', vol vreemde situaties, schrik en stimulerende verbeelding. Dit is het genre dat Wells in zijn eerste periode zo bekend maakte. Maar ook in de andere verhalen, ofschoon reëler van opzet, is de fantasie geenszins afwezig. Het ene is een vernuftig verhaal van een inbraak op een kasteel, het andere een charmante schets van een mislukte verloving of van een afgewenteld faillissement. Er is er een bij over een toverwinkel, een andere over een geestverschijning op een herensociëteït. Deze verhalen boeiend en met humor geschreven.