KEI
Zoveel is zeker:
een man aan de rand
van een kleine rivier
op een ochtend
een kei.
Terwijl het eerste graan
de kop opsteekt en regen
het dekbed van de dode zee
oprekt, denkt de stenenraper
aan niets, aan niets anders,
kan hij aan niets anders denken
dan vel tegen vel,
zo huiverend licht
dat het één is.