Het wereldbeeld van de jonge Elly wordt gevormd door de mensen om haar heen: haar liefhebbende maar hinderlijk afwezige ouders; een beste vriendin die naar patat ruikt; een lesbische tante die filmster is, een oude joodse buurman die het niet zo nauw neemt met de waarheid; een bejaarde dandy die al dansend haar leven in komt, meteen gevolgd door een Shirley Bassey-imitator, en, natuurlijk, een konijn dat god heet. In een kindertijd die zowel gewoon is als buitengewoon, is Elly's enige constante haar broer Joe.
Twintig jaar later zijn Elly en Joe volwassen en nog net zo close als ze altijd waren. Totdat, op een zonnige ochtend, een wereldschokkende gebeurtenis hun band voor altijd dreigt te verbreken.
Toen god een konijn was is een roman over een kindertijd, over opgroeien, over vriendschap en familie, triomf en tragedie en alles daartussenin. Maar bovenal is het een roman over de liefde in al haar vormen.