Einde zestiende eeuw. Het begijnhof van Lier. Catharina, een knappe jonge weduwe, woont nog maar net in haar begijnenwoning wanneer ze 's nachts een akelige ontdekking doet. Over de rand van de waterput, vlak bij haar woning, hangt het lijk van een vermoorde man.
's Nachts is het begijnhof verboden terrein voor mannen. De vondst baart dus opzien, maar het wordt helemaal vreemd wanneer het slachtoffer een kanunnik van de Sint-Gummaruskerk blijkt te zijn. Tot overmaat van ramp is de man zo naakt als een pasgeboren baby.
De grootmeesteres van het begijnhof vreest dat dit schandaal niet alleen de goede naam van het begijnhof zal aantasten, maar zelfs het voortbestaan ervan in het gedrang zal brengen. Ze wil het toevluchtsoord, dat het begijnhof voor vele vrouwen is, niet in gevaar brengen en lost daarom het probleem op een nogal ongewone en drastische manier op.
Al spoedig blijkt echter dat niets opgelost is. Allerlei vragen dringen zich op. Heeft de knappe Catharina iets te maken met de dood van de kanunnik? In ieder geval was hij duidelijk in haar geïnteresseerd. Is Catharina wel wie ze beweert te zijn en in welke mate is het begijnhof haar toevluchtsoord?
Steeds duidelijker wordt het dat Catharina een geheim met zich meedraagt, dat leidt tot nog meer dood en geweld en dat zijn vertakkingen heeft tot in Breda.