Het is 1997. Tomas Nevinson woont in Madrid en heeft contact gelegd met Berta Isla, zijn ex-vrouw, en hun kinderen. Ze lijken hun relatie weer op te kunnen pakken, tot Tomas’ verleden hem opnieuw inhaalt. Hij krijgt bezoek van zijn oude leidinggevende, Bertram Tupra, die hem een bijzondere opdracht toevertrouwt: Tomas moet op zoek naar een vermeende terroriste van de IRA die tien jaar geleden een grote aanslag heeft gepleegd. En als hij haar heeft gevonden, moet hij haar vermoorden.
Marías’ nieuwste roman is een reflectie op de grenzen van mogelijkheden, en stelt grote vragen over moraliteit en moord. Wat gebeurt er als je slechte daden negeert? Bestaat er zoiets als een goede moordenaar, die de wereld veel leed kan besparen met zijn misdaad? Of is moord nooit goed te praten, ongeacht de context?