Verzetsstrijder Siem Coburg leidt na de Tweede Wereldoorlog een verbitterd, teruggetrokken bestaan op een afgelegen woonboot. Beschuldigd van collaboratie en achtervolgd door herinneringen aan de dood van zijn geliefde Rosa heeft hij zich van de wereld afgekeerd. In 1949 wordt hij benaderd door een boer die hem tijdens de oorlog heeft gered. Coburg staat bij hem in het krijt en gaat op onderzoek uit: de gehandicapte kleinzoon van de boer is onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen in een internaat voor geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen. Coburg reist af naar Limburg en komt terecht in een wereld waarin iedereen zwijgt. Tijdens zijn onderzoek ontdekt hij dat in het internaat het ene na het andere kind een onnatuurlijke dood sterft. Daarop keren de geestelijken en de inwoners van het dorp zich tegen de al te nieuwsgierige buitenstaander.