Wie vaak met vakantie naar Frankrijk gaat of er een tweede huis heeft, krijgt er een nieuw vaderland bij. Met prachtige landschappen, heuvels en dalen, monumenten, stokbrood, kaas en wijn, Gauloises, tgvs en Danone, de mooiste hoofdstad ter wereld, een glorieuze geschiedenis en een president die iedereen versteld doet staan.
Martin Bril en zijn gezin komen al een jaar of tien in Frankrijk. Altijd rijden ze dan dezelfde weg. De meiden zijn groot geworden langs deze route. De eerste jaren dat we gingen, zaten ze nog in kinderstoeltjes met een speen in hun mond en knuffels in hun armen. Nu zijn ze groot en mondig, en hebben ze een iPod op. Ze willen eigenlijk niet meer mee. Wat al die jaren hetzelfde is gebleven, zijn de dialogen:
Wanneer stoppen we?
Zo meteen.
Ik wil iets lekkers.
Straks.
Zijn we er nou nog niet?
Bijna.
En dan is er altijd die laatste kilometer, en aan het einde het eigen erf en huis, met zijn eigen, vertrouwde en hilarische problemen: relmuizen, meikevers, lekkages en verbouwingen.
In Tout va bien beschrijft Martin Bril niet alleen zijn geliefde Franse platteland, maar laat hij ook een vakantiebaard staan en herinnert hij zich de oude nachttreinen naar het Franse zuiden. Hij zwerft door Parijs, fantaseert over Carla Bruni, brengt een bezoek aan het graf van Neerlands eerste koning in een Parijse voorstad en stort zich in het nachtleven van Cannes. Hij heeft heimwee naar pindakaas, verdiept zich in de Franse dorpspolitiek, bestrijdt de verveling van zijn puberende dochters, wordt bijna verliefd op een serveerster, observeert oude dames met hun poedel, verbaast zich over zijn landgenoten (korte broeken en praktisch haar), rijdt rond in een oude eend, kijkt naar klassieke policiers en bezoekt en passant ook nog even Spanje.
Tout va bien is het vervolg op het succesvolle Plat du Jour en vormt samen met Brils recente boek over keizer Napoleon, De kleine keizer, een Franse triologie. Wie van Frankrijk houdt, kan er niet omheen.