In de klassieker Tranen van de krokodil beschouwt Piet Vroon ons doen en laten vanuit een combinatie van psychologische gegevens en beschouwingen over de evolutionele ontwikkeling van onze hersenen. Centraal staat de stelling dat evolutie langzaam te werk gaat, maar dat het tempo sterk verhoogt als er een groot probleem in de omgeving rijst. Zo wordt aan de langdurig 'uitgeteste' delen van het zenuwstelsel in korte tijd een nieuw systeem met nieuwe taken en mogelijkheden toegevoegd.