Xenia, achttien jaar, heeft een tijd door Europa gezworven en komt aan op het Centraal Station van Amsterdam. Iks (zoals ze zichzelf noemt) hoopt onderdak te vinden bij haar vrienden Alma en Daan, die ze voor haar rondzwervingen achterliet in de stad. Die hoop wordt al snel de bodem in geslagen. Ze treft Daan aan in de meest deplorabele en desolate toestand waarin een zwerver zich kan bevinden, en haar speurtocht naar Alma loopt op niets uit. Alleen een toevallige samenloop van omstandigheden, waarbij ze de oude Cluysman ontmoet, een teruggetrokken intellectueel, voorkomt dat zij zelf op straat moet leven.
Hella S. Haasse: ‘Het is wel typisch dat alle drie de Boekenweekgeschenken die ik schreef (Oeroeg, Dat weet ik zelf niet en Transit) gaan over vriendschap, over jonge mensen en over het gevoel een vreemdeling te zijn in de wereld waarin je leeft.’
Hella S. Haasse: ‘Het is wel typisch dat alle drie de Boekenweekgeschenken die ik schreef (Oeroeg, Dat weet ik zelf niet en Transit) gaan over vriendschap, over jonge mensen en over het gevoel een vreemdeling te zijn in de wereld waarin je leeft.’