April Latimer is een knappe, jonge vrouwelijke arts, werkzaam in een ziekenhuis in Dublin. Hoewel ze behoort tot een van de meest gerespecteerde families van de stad, staat ze bekend als een onafhankelijke, onconventionele vrouw met een voorliefde voor bijzondere mannen. In het conservatieve, patriarchale Dublin van de jaren '50 wordt er dan ook flink over haar geroddeld.
Op een dag verdwijnt April, en haar beste vriendin Phoebe Griffin vreest het ergste. In paniek zoekt Phoebe hulp bij haar vader Quirke, een briljante, onverzadigbaar nieuwsgierige maar ook stevig drinkende patholoog. Quirke vraagt rechercheur Hackett, zijn vroegere collega, hem te helpen bij de zoektocht naar de jonge vrouw.
Ieder op hun eigen manier volgen de mannen Aprils spoor door de donkerste steegjes van Dublin. Daarbij stuiten ze op ingewikkelde en weinig fraaie feiten over familiale wraakzucht, rassenhaat en de lange arm van de katholieke kerk. Ondertussen tikt de klok verder, en de grootste vraag luidt: is April nog in leven?