'Mooi hè, die krekels.' Ik zeg: 'wat?' 'Die krekels, dat geluid, mooi is dat hè?' Ik hoorde niets. 'Wat hoor je dan?' 'Dat getsjirp van die krekeltjes, hoor je dat niet?' Ik draaide mijn hoofd beurtelings naar links en naar rechts, in de hoop toch iets van het geluid op te vangen: niets, maar dan ook werkelijk helemaal niets. De volkomen oprechte stomme verbazing van mijn dochter vervulde me met schaamte. Heel gek - ik schaamde me voor het feit dat ik de krekels niet hoorde.
Voor Mike Boddé is geluid de essentie van zijn bestaan. Geen dag gaat voorbij zonder dat hij aandacht besteedt aan muziek, lawaai of stilte. Al vanaf jonge leeftijd moet hij er niettemin mee leven dat zijn gehoor geleidelijk aan achteruitgaat, en hij langzamerhand slechthorend wordt. In Tril beschrijft hij zijn leven in geluiden, om zo veel mogelijk herinneringen te behouden aan wat trillende lucht met hem kan doen. Soms het geluid van een grote gebeurtenis, op andere momenten de klank van een schijnbaar onbeduidend voorval. Niet alleen muziek die hem tot tranen roert, maar ook de schreeuw van een lachmeeuw op Bonaire en het zingen van een plastic voetbal die stuitert op straat. Tril is daarmee een autobiografie in geluiden: een 'audiografie'.