In de zomer van 1639 staat Cornelis Telman, scheepsbouwer uit de Zaan, in de haven van Rotterdam en kijkt naar de bedrijvigheid om zich heen. Hij heeft voor de Rotterdamse Admiraliteit een nieuw, revolutionair oorlogsschip gebouwd, het onverslaanbare fregat De Rode Leeuw. Dan wordt er, vlak voor zijn ogen, een brute moord gepleegd. Enkele mannen overvallen een schipper en tot zijn grote schrik is een van de aanstichters een lid van de Admiraliteit. En die heeft hem, een belastende ooggetuige, opgemerkt, en zet onmiddellijk de moordenaars op zijn spoor.
Met het oog op het landsbelang wordt Evan Sharpe direct door de Admiraliteit ontboden. Hij wordt ingelicht over de onverwachte verdwijning van scheepsbouwer Telman: gevreesd wordt dat deze wellicht - met zijn geheimen - naar de Spanjaarden is overgelopen, of dat hij door hen ontvoerd is, met alle gevolgen van dien. Hoe dan ook, Sharpe krijgt de opdracht de scheepsbouwer op te sporen, voordat de Spanjaarden hem te pakken krijgen.
Vanaf dat moment ontwikkelt zich een lange zoektocht, die Sharpe van de Zaanstreek via Leiden en Rotterdam naar Brugge en ten slotte naar Duinkerken voert. En voortdurend zitten een moordenaar en diens handlangers hem op de hielen. En alsof dat nog niet genoeg is moet Sharpe ook nog een ontdekken dat zijn verloofde Patricia steeds meer naar haar nieuwe vriend trekt...