In een tijd die in het teken staat van angst voor heksen en duivels, waarin de kerk iedereen die verdacht is op de brandstapel brengt, leefde de schilder Hieronymus Bosch (1453-1516). Gebaseerd op de weinige feiten en de vele vermoedens over zijn leven, wekt de roman De tuin der lusten de eigenzinnige kunstenaar opnieuw tot leven. Al van jongs af aan doet Jeroen van Aken niets liever dan schilderen. Zijn zuster Herberta, een natuurtalent in tekenen, leert hem in het geheim de fijne kneepjes van het schildersvak, dat zijzelf — als meisje — niet mag uitoefenen.
'Jij zult misschien slagen waar ik gefaald heb omdat ik als vrouw ben geboren,' wenst ze hem toe. Eenmaal volwassen verandert de jonge schilder zijn naam in Jeroen Bosch. Zijn ster rijst snel: al gauw is hij een van de rijkste burgers van de stad 's Hertogenbosch. Maar hij en zijn zuster blijven buitenbeentjes; nooit voelt Jeroen zich echt thuis bij zijn benepen tijdgenoten. Hij sluit vriendschap met alchemisten, filosofen en vrijdenkers. Jeroens eigenzinnige opvattingen vinden via zijn penselen een weg naar buiten: ze krijgen vorm in de monsters, maagden, duivels en droomwezens op zijn schilderijen. Zijn verborgen spotternijen zijn velen een doom in het oog en de meester maakt hooggeplaatste vijanden, waaronder de machtige inquisitie...