Bij het inrichten van de nieuwe werkkamer van haar moeder vindt Frenny een oud notitieboekje. Daarin staan dagboekaantekeningen van oom Van Vuren, de oudste broer van Frenny’s vader. Ze begint erin te lezen, maar haar moeder pakt het af. ‘Ik heb het boekje zelf niet gelezen, maar Van Vuren was een… vreemde man. Later misschien, als je groter bent, mag je het lezen.’ Frenny’s moeder stopt het boekje van oom Van Vuren achter slot en grendel in de la van haar werktafel. Wel laat ze Frenny een steen uit Indonesië zien die ze na de dood van oom Van Vuren in zijn kamer gevonden heeft. Waarom mag Frenny het boekje niet lezen? Wat verzwijgen haar vader en moeder over deze oom?