In de zomer van 1919 trok Roth door Heanzenland, de streek tussen Oostenrijk en Hongarije die nu een grensgebied was geworden. De nieuwe grens scheidde dorpen die altijd bij elkaar hadden gehoord en waar Joden en christenen in vrede naast elkaar leefden. Roth legde daar de basis voor een uniek schrijverschap, gekenmerkt door radicale verontwaardiging en tomeloos mededogen voor het lot van de Joden.
Een jaar lang trok hij door het conflictgebied van de Pools-Russische grensstreek, waar een stellingenoorlog voortwoedde tussen de Sovjettroepen en de soldaten van de nieuwe Poolse staat. Ter plekke is niet altijd duidelijk wie de bevelen uitdeelt, buitenlandse inmenging en bezetting door geallieerde troepen maakt de situatie niet gemakkelijker. Roth weet met vlijmscherpe pen de verwarring bij militairen en burgers te vatten.
In 1924 keert Roth terug naar zijn Oekraïense heimat. Zijn verslag over de rouwstoet van een oorlogsinvalide, begeleid door ‘de afgevaardigden van alle oorlogsinvaliden ter wereld’ is een van de meest aangrijpende stukken uit de moderne journalistiek. Met krachtige stem veroordeelt hij de waanzin van de oorlog en hekelt het eindeloze leed van ontelbare soldaten en burgers.