Een jonge vader reist met de trein naar zijn vrouw, die voor haar werk in Zuid-Duitsland is. Hij zal nog de hele dag onderweg zijn. Een deel van de reis gaat door gebied dat een week eerder nog door overstromingen geteisterd werd, in een zomer vol rampen, in een jaar dat wederom heter zal zijn dan alle vorige.
Hoe moet dat met het jongetje dat naast hem zit? Het is zijn derde julimaand pas; hij moet er nog zoveel. Welke belofte doen ouders hun kind door het een leven te geven? Op hoeveel goede jaren heeft het recht? Zou dit jongetje er níet moeten zijn? Met elk station dat ze aandoen, lijkt er meer op het spel te staan.
Tussentijds is een ingenieus geconstrueerde roman over hét vraagstuk van deze tijd, over wat kan komen en wat had kunnen zijn, over angst en hoop. In trefzekere taal maakt Peter Zantingh een abstract thema tot een intiem en menselijk verhaal.