De parallelle geschiedenis van twee tenoren uit de Vlaamse Beweging
Twee jonge Vlamingen, August Balthazar, die later minister zou worden, en Leo Picard, een aankomend groot journalist, houden tijdens de Grote Oorlog allebei een dagboek bij. In dit boek worden deze unieke geschriften naast elkaar gezet. Ze beschrijven de Eerste Wereldoorlog elk vanuit een verschillend, maar toch met elkaar vervlochten standpunt en geven een verhelderend inzicht in de Vlaamse Beweging en het activisme. August Balthazar stamt uit een Gents arbeidersgezin. De jonge socialistische militant wordt in 1914 soldaat en in september reeds krijgsgevangene. In het kamp van Göttingen wordt hij geconfronteerd met het activisme. In het interbellum wordt hij na Anseele sr. de voornaamste BWP-politicus in Gent en hij blijft een boegbeeld van de Vlaamsgezinde stroming binnen het Belgische socialisme. In 1940 is hij minister en dus deelgenoot van de politieke crisis van de regering-Pierlot. In september 1944 komt hij als minister terug uit Londen, maar hij moet al snel het einde van zijn politieke loopbaan ervaren. Leo Picard is een telg uit een middenstandsgezin. Kort na de bezetting sluit hij zich aan bij de radicaal-activistische groep Jong-Vlaanderen. Hij evolueert echter naar een meer gematigd Vlaams standpunt. In 1915 neemt hij ontslag als hoofdredacteur van de Gentse krant De Vlaamse Post, die met Duitse steun wordt uitgegeven. Vanaf eind 1918 ontwikkelt hij zich in Nederland tot een gerespecteerd publicist en na de Tweede Wereldoorlog wordt hij – als uitgesproken flamingante vrijzinnige - een van de belangrijkste journalisten van de Vlaamse katholieke krant De Standaard. In hun duiding van de beide dagboeken en in de biografische schets van de schrijvers ervan brengen de auteurs nieuwe inzichten over het activisme en zijn diepe nawerking in de Belgische geschiedenis.
Twee jonge Vlamingen, August Balthazar, die later minister zou worden, en Leo Picard, een aankomend groot journalist, houden tijdens de Grote Oorlog allebei een dagboek bij. In dit boek worden deze unieke geschriften naast elkaar gezet. Ze beschrijven de Eerste Wereldoorlog elk vanuit een verschillend, maar toch met elkaar vervlochten standpunt en geven een verhelderend inzicht in de Vlaamse Beweging en het activisme. August Balthazar stamt uit een Gents arbeidersgezin. De jonge socialistische militant wordt in 1914 soldaat en in september reeds krijgsgevangene. In het kamp van Göttingen wordt hij geconfronteerd met het activisme. In het interbellum wordt hij na Anseele sr. de voornaamste BWP-politicus in Gent en hij blijft een boegbeeld van de Vlaamsgezinde stroming binnen het Belgische socialisme. In 1940 is hij minister en dus deelgenoot van de politieke crisis van de regering-Pierlot. In september 1944 komt hij als minister terug uit Londen, maar hij moet al snel het einde van zijn politieke loopbaan ervaren. Leo Picard is een telg uit een middenstandsgezin. Kort na de bezetting sluit hij zich aan bij de radicaal-activistische groep Jong-Vlaanderen. Hij evolueert echter naar een meer gematigd Vlaams standpunt. In 1915 neemt hij ontslag als hoofdredacteur van de Gentse krant De Vlaamse Post, die met Duitse steun wordt uitgegeven. Vanaf eind 1918 ontwikkelt hij zich in Nederland tot een gerespecteerd publicist en na de Tweede Wereldoorlog wordt hij – als uitgesproken flamingante vrijzinnige - een van de belangrijkste journalisten van de Vlaamse katholieke krant De Standaard. In hun duiding van de beide dagboeken en in de biografische schets van de schrijvers ervan brengen de auteurs nieuwe inzichten over het activisme en zijn diepe nawerking in de Belgische geschiedenis.