Twee oude Indiaanse vrouwen worden tijdens een barre poolwinter door hun hongerende, nomadische stam achtergelaten. Dat zij door kou en uitputting zullen omkomen, lijkt onafwendbaar.
Hoe zij hun laatste restje moed bij elkaar rapen, hun trots en waardigheid hervinden en overleven, wordt door Velma Wallis indringend beschreven.