Al twintig jaar reist het gezin Stevens begin september vanuit hun Londense voorstad naar dezelfde vakantiebestemming: Bognor Regis, een badplaats ten zuidwesten van Londen. Twee weken lang genieten vader, moeder en hun drie kinderen ’s morgens van een potje cricket, gevolgd door een duik in zee. Vervolgens een heerlijk luie middag, wegdommelend in hun enige luxe, een gehuurd strandhuisje. ’s Avonds het avondeten in hun vertrouwde, ietwat sjofele pension, en tot slot een heerlijke wandeling over het strand of de boulevard, naar de pier of de muziektent.
De dagen versmelten, de gedachte aan het einde van de vakantie wordt resoluut verdrongen. De kinderen knopen kortstondige vriendschappen aan, de oudste dochter beleeft haar eerste zomerliefde. Ondertussen probeert de vader zich op te laden voor de sleur die hem de komende vijftig weken wacht, en doet de moeder braaf alsof ook zij geniet van hun jaarlijkse uitspatting.