De eerste regel is altijd de eerste vraag:
Hoe moet ik leven vandaag? Er is een tijd geweest
Dat mij het antwoord tijdeloos werd voorgedaan.
Verstrooide klokken zongen ongehoord precies
Het slaperig ontwaken en het wakker slapengaan
En alle monden stonden op dezelfde leest.
Die tijd is er geweest en kan niet meer voorbij.
Zijn doodgezwegen wiel loopt langzaam in mij om
En holt de wekker uit, dit koud en tellend vlees,
Nu ik verjaar, een warme woensdag in april.
Iemand steekt de kaarsen aan, mijn brandend getal,
En antwoordt kwaad: stel hier je vragen nooit alleen.