Over André Brink wordt vaak gezegd dat de apartheid de aanleiding was voor zijn schrijverschap. In de jaren zestig streed hij samen met Breyten Breytenbach tegen de apartheid en zijn boeken werden door de overheid verboden of gecensureerd. Maar ook de taal, de ontdekking van de taal, bracht hem tot schrijven. Zijn hele jeugd leefde hij tussen de boeken. Bibliotheken waren zijn paleizen en hij droomde ervan schrijver te worden: het schrijven werd een manier om wereldse zaken te doorgronden. In Tweesprong vertelt Brink over het kleine, overwegend blanke plaatsje waar hij opgroeide en waar de dagelijkse spanning tussen zwart en blank een normaal deel van het leven was, over zijn heftige relatie met dichteres Ingrid Jonker, over de vormende jaren in Parijs, over zijn huwelijk en kinderen. Zijn leven speelt zich af tegen de achtergrond van racisme en apartheid. Wanneer hij in de jaren zestig in Parijs is, en treurt om de dood van Albert Camus, de schrijver die hij vereert, is er in Sharpville een bloedbad gaande. Als hij ervan hoort denkt hij: Ja, dit viel te verwachten. Dit moest gebeuren. Zijn schrijverschap zal daarna niet meer hetzelfde zijn. Tweesprong is een fascinerende terugblik op een leven in een gespleten land met een gewelddadige geschiedenis.