‘God wat een idioot plan!’
Na het einde van een grote, onmogelijke liefde neemt Renate Rubinstein in 1951 een radicaal besluit. Ze verbrandt haar schepen achter zich en vertrekt, eenentwintig jaar oud, naar Israël. Woont acht maanden in een kibbutz, dan twee jaar in Jeruzalem, en maakt intussen tal van reizen door het land. Alles in de hoop het spook van de voorbije liefde af te schudden.
Haar belangrijkste gezelschap is daarbij haar dagboek. Scherp beschrijft ze het uitzonderlijke land waar ze nu woont, de jonge staat die na de holocaust een nieuw begin wil maken voor de joden van de wereld. Zo mogelijk nog scherper kijkt ze naar zichzelf, een jonge vrouw die, om haar eigen redenen, ook al op zoek is naar een nieuw begin. Wat wil ze eigenlijk? Wat heeft Israël te maken met haar liefdesverdriet?
Twijfel Trainen, een keuze uit de Israëlische dagboeken, met een nawoord van Hans Goedkoop, geeft een uniek, intiem beeld van die zoektocht. In de aantekeningen ondervraagt Renate Rubinstein zichzelf met koppige naïviteit over liefde, angst, herinnering en landschap, zonder te weten wat de lezer nu wel weet: dat ze de basis legde voor een schrijverschap dat haar in later jaren tot de invloedrijkste columnist zou maken die ons land ooit kende.
Na het einde van een grote, onmogelijke liefde neemt Renate Rubinstein in 1951 een radicaal besluit. Ze verbrandt haar schepen achter zich en vertrekt, eenentwintig jaar oud, naar Israël. Woont acht maanden in een kibbutz, dan twee jaar in Jeruzalem, en maakt intussen tal van reizen door het land. Alles in de hoop het spook van de voorbije liefde af te schudden.
Haar belangrijkste gezelschap is daarbij haar dagboek. Scherp beschrijft ze het uitzonderlijke land waar ze nu woont, de jonge staat die na de holocaust een nieuw begin wil maken voor de joden van de wereld. Zo mogelijk nog scherper kijkt ze naar zichzelf, een jonge vrouw die, om haar eigen redenen, ook al op zoek is naar een nieuw begin. Wat wil ze eigenlijk? Wat heeft Israël te maken met haar liefdesverdriet?
Twijfel Trainen, een keuze uit de Israëlische dagboeken, met een nawoord van Hans Goedkoop, geeft een uniek, intiem beeld van die zoektocht. In de aantekeningen ondervraagt Renate Rubinstein zichzelf met koppige naïviteit over liefde, angst, herinnering en landschap, zonder te weten wat de lezer nu wel weet: dat ze de basis legde voor een schrijverschap dat haar in later jaren tot de invloedrijkste columnist zou maken die ons land ooit kende.