Het zijn dan misschien beelden van vergeten en achtergelaten voorwerpen, maar het zijn geen trieste beelden die Blancquaert en Mortier ons voorschotelen. Een knopendoos, tot de nok gevuld. Een vaak gebruikt stukje zeep op een ouderwets aanrecht. Een opgemaakt eenpersoonsbed. En, misschien wel het veelzeggendst: een vergeelde plek op de muur waar decennialang een crucifix moet hebben gehangen. Zo laat Uit één vinger valt men niet zich lezen als een poëtisch compendium van katholieke parafernalia, waarbij Mortier put uit zijn eigen aantekeningen en zijn bekende gaven om de miniemste details tot spreken te brengen. Ook verwijzen de gedichten naar de oude Statenvertaling en naar de verzen van de mystici Hadewych en Ruusbroec. De teksten en de foto's vullen elkaar perfect aan: ze lijken elkaar commentaar te geven terwijl ze ook afzonderlijk voor zichzelf kunnen spreken. Daarnaast bevat de bundel de drie gedichten die Erwin Mortier als Gents stadsdichter maakte voor de stadsbibliotheek, het Stadsmuseum en De Zwarte Doos, de nieuwe vestiging van het Gentse stadsarchief.