In Van de hand in de tand komen de donkere kanten van Paul Austers levensverhaal aan bod. Als jongen van zestien, zeventien wist hij namelijk al: hij zou schrijver worden. Het vergaren van zoveel mogelijk wereldse goederen zei hem niets, zijn hele leven zou in het teken van dat ene Grote Doel staan. Natuurlijk moest hij zichzelf daartoe allereerst in leven zien te houden en daarom waren baantjes prima. Voorwaarde was wel dat ze tijdelijk waren en op de een of andere manier van nut voor zijn schrijverscarrière: hetzij als levenservaring, hetzij als 'beproeving' van zijn instrument, de taal. Dit leven van de hand in de tand slorpte al zijn tijd en energie op en van het echte werk kwam het niet. De levenskeuze die hij als adolescent zo gemakkelijk maakte blijkt fatale gevolgen te hebben.
In Van de hand in de tand heeft Auster een cruciaal thema bij de kop gevat: leven van de pen. De belangrijkste personages: hijzelf, het Geld en het Toeval. In lucide proza voert hij het Geld ten tonele als een mogelijke brenger van vrijheid, maar vooral als de meest tirannieke slavendrijver die er bestaat.
Over Het spinsel der eenzaamheid:
Een erudiet en gevoelig verhaal, van een uitzonderlijk taal- en denkniveau. Spannend als een detective en meeslepend als de Odyssee." - Rudi Wester in Trouw
Het hele boek blijft in herinnering door de prachtige schetsen van een vakman die zijn instrument beproeft en zijn stijl verkent." - Johan Polak en Frans Goddijn in Het Parool
In Van de hand in de tand heeft Auster een cruciaal thema bij de kop gevat: leven van de pen. De belangrijkste personages: hijzelf, het Geld en het Toeval. In lucide proza voert hij het Geld ten tonele als een mogelijke brenger van vrijheid, maar vooral als de meest tirannieke slavendrijver die er bestaat.
Over Het spinsel der eenzaamheid:
Een erudiet en gevoelig verhaal, van een uitzonderlijk taal- en denkniveau. Spannend als een detective en meeslepend als de Odyssee." - Rudi Wester in Trouw
Het hele boek blijft in herinnering door de prachtige schetsen van een vakman die zijn instrument beproeft en zijn stijl verkent." - Johan Polak en Frans Goddijn in Het Parool