De hoofdpersoon, Hedwig de Fontayne, wordt in 1856 geboren. Zij blijkt een zeer gevoelig meisje te zijn. Op 20-jarige leeftijd trouwt Hedwig met Gerard. Ze kampt steeds meer met neerslachtigheid en gaat naar zee om te herstellen. Daar ontmoet zij de pianist Ritsaard, met wie zij een relatie krijgt. Ze vertrekt met hem naar Engeland, waar zij, als de relatie al tanende is, bevalt van een dochtertje.
Het dochtertje sterft na enkele dagen. Hedwig lijdt aan een - wat we nu zouden noemen - postnatale psychose en vertrekt naar Parijs. Zij raakt het contact met de werkelijkheid volledig kwijt en komt terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. De behandeling met morfine leidt tot een verslaving die Hedwig niet anders kan bekostigen dan door zich te prostitueren. Als zij de grenzen van de wanhoop heeft bereikt, laat zij zich opnemen om af te kicken. In het ziekenhuis maakt zij kennis met zuster Paula, die Hedwig helpt haar problemen te boven te komen. Na haar herstel keert Hedwig terug naar Nederland, waar zij in een piepklein huisje naast het arme boerengezin Harmsen gaat wonen. Daar leidt zij een nederig bestaan en vindt ze op een bescheiden manier het geluk.
Het dochtertje sterft na enkele dagen. Hedwig lijdt aan een - wat we nu zouden noemen - postnatale psychose en vertrekt naar Parijs. Zij raakt het contact met de werkelijkheid volledig kwijt en komt terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. De behandeling met morfine leidt tot een verslaving die Hedwig niet anders kan bekostigen dan door zich te prostitueren. Als zij de grenzen van de wanhoop heeft bereikt, laat zij zich opnemen om af te kicken. In het ziekenhuis maakt zij kennis met zuster Paula, die Hedwig helpt haar problemen te boven te komen. Na haar herstel keert Hedwig terug naar Nederland, waar zij in een piepklein huisje naast het arme boerengezin Harmsen gaat wonen. Daar leidt zij een nederig bestaan en vindt ze op een bescheiden manier het geluk.