Hoe het beroepsonderwijs zorgde voor de emancipatie van grote groepen mensen.
Jubileumboek Hanzehoogeschool
Op woensdag 17 januari 1798, in een huis op de hoek van de Uurwerkersgang en de Oude Kijk in 't Jatstraat , gaf de Vlaamse kunstschilder Gerardus de San de eerste les aan een tiental studenten van de pas opgerichte Groninger Academie van Teeken-, Bouw en Zeevaartkunde. In ruim 200 jaar tijd groeide deze academie uit tot wat we vandaag kennen als de Hanzehoge- school Groningen.
'Van meester tot master' schetst de ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs aan de hand van de geschiedenis van de Hanzehogeschool Groningen en haar voorlopers. Voor de Franse Revolutie vond beroepsonderwijs plaats binnen het gildesysteem, waarin een leerling zich via gezel tot meester ontwikkelde. Dit systeem veranderde aan het einde van de 18e eeuw. Dankzij de Verlichting kreeg het idee dat onder- wijs kon bijdragen aan maatschappelijke en economische ontwikkeling de overhand. Vanuit deze gedachte richtten leden van de Groningse Maatschappij tot Nut van het Algemeen naast de tekenacademie bijvoorbeeld ook de leer- en kweekschool voor onderwijzers op.
Vervolgens veranderde de arbeidsmarkt door industrialisatie en economische groei. Zo opende Jan Evert Scholten in 1896 de beetwortelsuiker- fabriek bij Vierverlaten en bouwde Klaas Jan Tik Tak in 1902 een grote koffiefabriek aan het Damsterdiep. Hier werkten niet alleen fabrieksarbeiders, maar waren ook opzichters, kantoormedewerkers en verkopers nodig. Er ontstonden talrijke nieuwe opleidingen om dit kaderpersoneel op te kunnen leiden.
Ter gelegenheid van het 220-jarig bestaan van de Hanzehogeschool Groningen schreef historica Marike Peterzon dit boek. Het centrale thema van het boek is emancipatie. Het hoger beroepsonderwijs zorgde ervoor dat steeds meer mensen uit alle lagen van de samenleving hoger onderwijs konden volgen. Tegelijkertijd emancipeerde het hoger beroepsonderwijs zelf ook: tot masterniveau!