Een heerlijk narratief geschiedenisboek: aan de hand van een spannende en avontuurlijke autorace bespreekt St Clair o.a. de opkomst van gemotoriseerde voertuigen en wat dat betekende voor de economie, communistische revoluties in China en Rusland, en rivaliteit tussen landen en imperiums in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog
Peking, 10 juni 1907. Vijf auto’s en hun kleurrijke bestuurders nemen deel aan een bijna onmogelijk te volbrengen race die over twee continenten en door verschillende landen zal voeren, terwijl in sommige daarvan revoluties op het punt van uitbreken staan.
Een Italiaanse prins en zijn chauffeur, een Franse autocoureur, een zwendelaar en verschillende journalisten strijden tegen elkaar langs steile bergketens en over de dorre vlaktes van de Gobiwoestijn. Niet zelden zijn er hulptroepen nodig om de primitieve auto’s over de smalle bergpassen te slepen, over ruig terrein te navigeren en over rivieren te laten drijven. Er zijn eigenlijk nauwelijks wegen, benzine is bijna onmogelijk te krijgen en gewapende bandieten en wolven liggen op de loer. Updates over hun vooruitgang, verstuurd per telegram, worden door miljoenen gretig verslonden in een van de eerste verhalen die wereldwijd gevolgd worden. De bestemming: Parijs.
De wereld van 1907 bevindt zich tussen het oude en het nieuwe: communistische regimes staan op het punt de imperiale te vervangen in China en Rusland; de telegraaf verandert moderne communicatie en de auto is hard op weg het paard te vervangen. In dit boek verweeft Kassia St Clair op fascinerende wijze het verhaal van twee races – de waaghalzerij van een van de eerste autosportwedstrijden ter wereld en de grote geopolitieke en technologische vlucht richting de toekomst.
In de pers
Over Het geheime leven van kleuren
‘Prachtig uitgegeven. Goed vertaald. Hartstikke origineel. Heerlijk boek.’ DWDD-boekenpanel
‘Het geheime leven van kleuren geeft een nieuwe blik op onze geschiedenis en cultuur.’ Het Parool
Over De gouden draad
‘Zeer ambitieus, briljant geschreven en ongelofelijk meeslepend.’ Peter Frankopan