Rabbijn I. Vorst schreef de inleiding bij deze herdruk van het boekje, dat generaties joodse kinderen vertrouwd maakte met de gebruiken uit het joodse leven. Clara Asscher-Pinkhof en rabbijn I. Vorst waren geen vreemden voor elkaar: tijdens de oorlog zaten ze samen in Westerbork. In haar boek Sterrenkinderen schreef ze over hem als dat kleine jongetje, dat voor de deur van de school in het kamp Westerbork een Hebreeuws liedje (Ashrénoe, gelukkig zijn wij) zingt - niet begrijpend, onbewust. Over de door hem geschreven inleiding zei Clara Asscher-Pinkhof: 'Het is een gedicht, waarvan ieder woord mij iets te zeggen had. Ik heb het gelezen en herlezen en ik besefte opnieuw hoe 'n gezegend vak het mijne is en was: het vak van schooljuffrouw. Als je op 82-jarige leeftijd duidelijk wordt gemaakt, dat niets van het contact in de veelbewogen 40 jaar die sindsdien verliepen, verloren is gegaan tussen het vijfjarig jongetje van toen en de moeder-schooljuffrouw die ik toen mocht zijn, dan weet je: het is de moeite waard geweest.'