De familieleden en dorpsfiguren in een klein plaatsje in de buurt van Nantes, maar ook verschijnselen als de regenval en de Lelijke Eend, fenomenen die niet zijn weg te denken uit het vlakke landschap in dit gedeelte van West-Frankrijk, worden met trefzekere details en een mengeling van spot, bevreemding en vertedering geportretteerd.
De zo huiselijk ogende schoenendoos die de grootvader vlak voor zijn dood aan de verteller overhandigt, bevat een verzameling oude foto's, bidprentjes en schoolschriften met aantekeningen. Het blijkt een doos van Pandora te zijn: zonder plichtplegingen wordt de lezer weggerukt uit het vredige Loire-landschap en naar de kapotgeschoten modderige vlakte bij de rivier de IJzer gebracht, waar tijdens de Eerste Wereldoorlog de uitgeputte soldaten naar een vreemde groene mistbank turen die langzaam maar onverbiddelijk hun kant op komt drijven en hen naar adem snakkend uit de loopgraven het vijandelijke Duitse vuur injaagt.
De dood van degenen die zijn gevallen op wat met met een patriottisch eufemisme het veld van eer pleegt te noemen, betekent voor de verteller de plotselinge ontdekking van de slagschaduwen van het verleden, waardoor het einde van zijn eigen zorgeloze kindertijd, al verstoord door het overlijden van de hoofdpersonages, nog meer reliëf krijgt.
Les champs d'honneur is meer dan een prachtig boek. Als eerste deel van wat tot een trilogie moet uitgroeien is het ook veelbelovend. In 1990 ontving Jean Rouaud voor zijn debuutroman de belangrijkste Franse literaire prijs: de Prix Goncourt.
Terecht, want er is geen twijfel mogelijk: een schrijver is geboren.