Geïnspireerd door de oorlogsgeschriften van Mary Borden, Helen Zenna Smith, Irene Rathbone en tal van andere, soms anonieme vrouwen die getuige waren van de Eerste Wereldoorlog, schreef Erwin Mortier een monoloog ter gelegenheid van de herdenking van de eerste gifgasaanval in Ieper in 1915. Een vrouw meldt zich als oorlogsvrijwilligster aan en komt vlak achter de slagvelden van de Grote Oorlog terecht. Dag in dag uit moet ze gewonde soldaten van de loopgraven naar de hospitalen in het achterland vervoeren. De onttakeling van alle menselijkheid door de oorlog ervaart ze tot in haar lijf, tot in haar woorden, die de schaal van de ontmenselijking steeds minder kunnen vatten.