Asya: Ik kan niet terug naar mijn familie. Ik ben hen niet waardig. Ik zou nooit meer één van hen kunnen zijn. De zus die ze kennen, van houden en zich herinneren, bestaat niet. Niet meer. Tot hem... Degene die me in zijn huis opnam. Me genas van mijn demonen. Mijn angsten. Mijn littekens. Me terug in elkaar zette, stukje bij beetje.
Pavel: Ik word nooit close met mensen. En ik heb al helemaal niemand nodig. Tot haar... Nu is zij alles wat ik wil, Alles wat ik nodig heb. De egoïstische klootzak in mij, wil haar stelen, helemaal voor mezelf houden. Maar ze heeft me niet langer nodig. Ik moet haar laten gaan, zodat ze uit haar as kan herrijzen. Niet de vleugels breken die haar helpen vliegen. Ze is niet van mij om te houden. Om lief te hebben. Om te hebben. Kan ik mijn verscheurde ziel leren om zonder haar te overleven?