Harman Nielsen schrijft gestaag verder aan zijn magnus opus over Het Verscholen Volk, de meest geroemde en best geschreven fantasyreeks van Nederlandse bodem. De liefhebbers hebben lang uitgezien naar Het Lichte Duister, het zesde verhaal uit de kronieken van Het Verscholen Volk. Ook deze roman wordt voorafgegaan door een inleiding waarin het verhaal van de voorgaande delen wordt samengevat, zodat elk deel ook afzonderlijk te lezen blijft.
'Vroeger ging ik als meisje bij avond wel hoog de Toren van mijn vader in om ver beneden me in de stad de olielampen en vuurkorven en fakkels aan te zien gaan zodra het schemerde. De ene kronkelende straat na de andere gloeide dan op en na een poos lag van de westkade tot aan de oostmuur de stad daar. Heel,' zei ze zacht. 'Het was niet of iemand het deed. Het leek vanzelf te gaan, alsof de avond gewoon het een en het ander tegelijk was: het donker én de gloed van de lampen. Het lichte duister.'
Na te hebben bijgedragen aan de val van de Voogd en de nederlaag van diens leger jagers leidt Kat, de Zanger, met slechts zijn luit als gezelschap een zwervend bestaan. Negen jaar lang slaat hij de veranderingen gade die hij door zijn tover mee op gang heeft gebracht: de grotere bloei van de steden, de groeiende handel met het wagenvolk, en de nu ook voor het riviervolk lonkende welvaart. Eindelijk lijken vrede, vrijheid en voorspoed ieders deel te zullen worden.
Maar waar licht valt, valt schaduw. Voor sommigen is het heden niet vol genoeg en anderen hebben verlies uit het verleden nooit kunnen vergeten. Heimelijk worden plannen gesmeed, die een noodlottige wending nemen. En als de Middelste Stad wordt gehuld in duister dat dieper is dan beoogd, dreigt zelfs de tover van de Zanger tekort te schieten.
'Vroeger ging ik als meisje bij avond wel hoog de Toren van mijn vader in om ver beneden me in de stad de olielampen en vuurkorven en fakkels aan te zien gaan zodra het schemerde. De ene kronkelende straat na de andere gloeide dan op en na een poos lag van de westkade tot aan de oostmuur de stad daar. Heel,' zei ze zacht. 'Het was niet of iemand het deed. Het leek vanzelf te gaan, alsof de avond gewoon het een en het ander tegelijk was: het donker én de gloed van de lampen. Het lichte duister.'
Na te hebben bijgedragen aan de val van de Voogd en de nederlaag van diens leger jagers leidt Kat, de Zanger, met slechts zijn luit als gezelschap een zwervend bestaan. Negen jaar lang slaat hij de veranderingen gade die hij door zijn tover mee op gang heeft gebracht: de grotere bloei van de steden, de groeiende handel met het wagenvolk, en de nu ook voor het riviervolk lonkende welvaart. Eindelijk lijken vrede, vrijheid en voorspoed ieders deel te zullen worden.
Maar waar licht valt, valt schaduw. Voor sommigen is het heden niet vol genoeg en anderen hebben verlies uit het verleden nooit kunnen vergeten. Heimelijk worden plannen gesmeed, die een noodlottige wending nemen. En als de Middelste Stad wordt gehuld in duister dat dieper is dan beoogd, dreigt zelfs de tover van de Zanger tekort te schieten.