Tussen de coniferen door zag hij de grote houten schuur achter het huis. Hij voelde zich misselijk worden. Hij moest hier zo snel mogelijk weg. Toen hij zich omdraaide, keek hij recht in het gezicht van een oude man. Hoelang had die daar al gestaan?
‘Zonde toch hè? Zo’n mooi huis en niemand zal het ooit kopen. Niemand!’
Terwijl hij dat zei, trapte hij zijn peuk uit en liep zonder op antwoord te wachten langs hem heen. Alsof hij niet eens een antwoord had verwacht. Dat was ook niet nodig. Ze wisten het beiden. Net als alle inwoners van de stad en omgeving. Dit huis zou nooit verkocht worden.