In deze bijtende en indrukwekkende memoir uit 1987, een van de eerste en beste in het genre, kerft Gornick het verhaal van haar jarenlange onafhankelijkheidsstrijd tegen haar moeder uit. Gornick groeide op in The Bronx, in een woonblok vol Joodse arbeidersgezinnen. De mannen zijn grotendeels afwezig door oorlog of werk. Tussen de vrouwen broeit het, maar er is ook veel warmte. Het leven van moeder en dochter Gornick wordt overschaduwd door de depressie die de intelligente, maar laagopgeleide moeder overhoudt aan de dood van haar man. Naast hen komt Nettie wonen, een berekende, maar ook warme en sensuele vrouw, die Vivian hevig fascineert. Deze twee tegengestelde modellen van vrouwelijkheid zullen lang haar zoektocht naar geluk in werk en liefde kleuren.
Het boek springt soepel en evocatief heen en weer tussen Gornicks herinneringen aan haar jeugd en vroege volwassenheid en lange, intense wandelingen door New York met haar moeder, jaren later. Terwijl de twee ruzien en praten, raakt de lezer aan beiden evenzeer gehecht. Aan de dochter vanwege haar scherpe observaties, haar droge blik, haar moed en haar vasthoudendheid in het bevragen van haar moeder, en aan die moeder vanwege haar kracht en haar intuitieve wijsheid, in alles duidelijk de moeder van haar dochter.
In zijn inleiding zegt Jonathan Lethem terecht: ´Vivian Gornicks memoir heft die waanzinnige, briljante, pure kwaliteit die een boek uit zijn context tilt en tot een klassieker maakt´.