‘Acht jaar geleden achtte men het voor de eerste maal dienstig mij naar een gekkenhuis te brengen’. Dit was de eerste zin in het eerste boek van Maarten Biesheuvel. De krankzinnigheidsverhalen van hem behoren tot de beste die hij heeft geschreven. Toen de eerste verhalen verschenen was dat een sensatie: nooit eerder schreef iemand zo onbevangen, zo ontwapenend eerlijk en met zo’n sterke verbeeldingskracht over het verblijf in een psychiatrische inrichting. De beschrijvingen van de dagelijkse kwellingen door manische depressiviteit waren taboedoorbrekend. Na zijn eerste opname schreef hij: ‘Ik wil niet voor een tweede keer naar een gekkenhuis en daarna twee jaar lang huilend en bibberend van angst in mijn eigen huis zitten.’ Maar hij blijft zijn hele leven manisch depressief (hij noemt het zelf zijn ‘romantische inborst’), lijdt aan het horror vacui (angst voor de leegte die hij steeds voelt) en aan levensangst: hij zal nog een paar worden opgenomen, ook nog eind 2017. In de loop der jaren schreef Maarten Biesheuvel vaak over zijn verblijf in het gekkenhuis, waarbij hij lijkt te zoeken naar geborgenheid in de taal. Voor het eerst verschijnt er nu een selectie van de allerbeste verhalen, aangevuld met enkele nieuwe. Aangrijpende en daverend van onrust.