In dit vierde deel van Erasmus’ werken zijn drie polemische geschriften opgenomen: ‘De spons’, de apologie waarin hij zich verdedigt tegen de aanklacht van Ulrich von Hutten, die hem verwijt aanvankelijk (net als Hutten zelf ) voor Luther te hebben gekozen, maar dat hij nu weer zijn oren naar Rome laat hangen. Vervolgens ‘De Ciceroniaan’,waarin de grote classicus Erasmus zich keert tegen verafgoding van de klassieke oudheid, met alle sociale, culturele en religieuze gevaren van dien. Tot slot het ‘Antwoord aan Prins Alberto Pio van Carpi’. Daarin probeert Erasmus aan te tonen dat de katholieke prins hem niet goed gelezen heeft of niet begrijpt als hij beweert dat hij (Erasmus) te dicht bij Luther staat.