Dit deel begint met het ultieme ontsnappingsstuk Helena, dat de mythe op zijn kop zet: Helena, om wie duizenden in de Trojaanse oorlog zijn gesneuveld, is nooit in Troje geweest. Als schipbreukeling vindt haar man Menelaos haar onverwacht na zeventien jaar in Egypte terug, waar hij haar uit de klauwen van een barbaarse minnaar bevrijdt.
Oidipous' zonen toont de burgeroorlog rond Thebe, met veel spectaculaire redevoeringen en gevechten en aan het slot de demonische verschijning van de oude, blinde Oidipous.
Orestes is een cynische familiestuk. De manisch-depressieve moedermoordenaar wordt verpleegd door zijn zus Elektra. Ter dood veroordeeld neemt hij wraak met een aanslag op zijn tante Helena en door de gijzeling van hun nicht.
In Ifigeneia in Aulis verschijnt dezelfde familie ten tonele, maar dan ongeschonden, aan het begin van de ellende. Indrukwekkend zijn de confrontaties van Agamemnon en Menelaos, die eist dat zijn broer zijn dochter Ifigeneia offert, en schrijnend de ontmoetingen van Agamemnon met zijn dochter en zijn vrouw Klytaimestra.
Het vaak opgevoerde Bakchanten is misschien Euripides' indrukwekkendste stuk, waarin de God Dionysos de koning die zijn eredienst wil weren vernietigt door gebruik te maken van diens verborgen seksuele verlangens.
De rij tragedies wordt, evenals op festivals in de Oudheid, gevolgd door een komisch saterspel, Cykloop, een parodie op een beroemde episode uit Homerus' Odyssee.
De bundel wordt afgesloten met een uitvoerig nawoord van vertaler Gerard Koolschijn.