Ze kwamen als uit de lucht gevallen: een groep Vikingen die in 793 een bloedige aanval uitvoerde op de abdij van Lindisfarne aan de Engelse noordoostkust. ‘Nooit eerder is zulke wreedheid in Brittannië gezien’, schreef Karel de Grotes hofgeleerde Alcuinus, zelf afkomstig uit deze streken. In 810 verscheen een Vikingvloot aan de Friese kust. Deze Deense aanval was een reactie op Karolingische expansie en de ouverture.
Bij de Vikingexpansie ging het tot ongeveer 840 vooral om roofexpedities, waarbij bezochte gebieden snel verlaten werden. Nadien veranderde de tactiek van korte raids in de vorming van complete legers met ruiterafdelingen, opererend vanuit versterkte kampen. Maar tot het einde toe bleven bliksemachtige landgangen vanaf de beruchte langschepen of drakars voorkomen: het Vikingwapen bij uitstek, uiting van absolute maritieme superioriteit.
De overheden stonden lange tijd machteloos. De Vikingen maakten handig gebruik van de desintegratie van het Karolingische rijk: als plunderaars, maar ook als elkaar bestrijdende bondgenoten van Frankische vorsten.
De moeizame natuurlijke omstandigheden riepen in het noorden de harde, martiale Vikingcultuur in het leven waarin het doorstaan van ontbering en strijd hoge waarden vormden. Waarden die overigens sterk leken op de oude normen in het nu gekerstende zuiden.
De chronologische benadering in het boek wordt gecomplementeerd met thematische hoofdstukken over bijvoorbeeld de botsing der culturen, langschepen, strijdmethoden en Vikingschatten.