Dwergjes van Tuil, dat waren er honderd. Die woonden bij elkaar op de hei, maar er was nog een honderdeneenste dwerg, en dat was Virgilius. Die woonde niet bij de anderen, want hij was altijd op avontuur. Niet omdat hij zo dapper was, maar omdat hij nergens gevaar zag en meteen overal op af ging. Gewoon de mensenwereld in. Om ergens in de spiegel te kijken bijvoorbeeld (om te zien hoe dik hij was) of een taart op te halen (voor de verjaardag van Ate). Als de andere dwergjes dan riepen hoe verschrikkelijk gevaarlijk de mensen waren, dan antwoordde Virgilius: "O leuk!" en ging meteen op weg. Zo beleeft hij de spannendste avonturen. Dit is het vijfde boek over Virgilius.