Niet het verschil in taal maar de aan- of afwezigheid van delfstoffen in de ondergrond bepaalde eeuwenlang de verhouding tussen Wallonië, Vlaanderen en Brussel. In de negentiende eeuw was Wallonië dankzij haar natuurlijke rijkdom een van de rijkste en meest vooruitstrevende regio's op de planeet. In Vlaanderen controleerden veldwachters de huizen om te zien of de inwoners nog leefden. Waren de Vlamingen van honderd-en-zoveel-jaar geleden dan lui en de Walen harde werkers?
Dit is een boek over een ménage à trois en de voortdurend veranderende krachtsverhoudingen tussen de drie geliefden. Guido Fonteyn schetst hoe Brussel, traditioneel in het midden van het bed, altijd met het Waalse geld ging lopen en zo rijk werd dat hij op het doodarme Vlaanderen en zijn périphérie begon te wegen. Maar ook hoe de holdings en de naamloze vennootschappen zich van Wallonië naar Vlaanderen verplaatsten, zoals ze zich nu verplaatsen van Vlaanderen naar elders.
Van het zinken bad van Napoleon tot de ontfransing van de Brusselse Rand: dit boek is een caleidoscoop van kleine en grote geschiedenissen.
Guido Fonteyn schreef lang voor De Standaard, waar hij zich specialiseerde in berichtgeving over 'anderen dan Vlamingen'. Als enige Vlaamse journalist werkte hij vanuit Wallonië. Dit boek is het derde in een trilogie over België. Eerder verschenen Over de taalgrens. Van Komen naar Voeren en Grensgebied. Van Voeren tot Sankt-Vith.