t Licht verbitterde craquelé van het jaar
siddert door de wolk, het kroos; de herfsttijlozen.
Leve de zwanenvluchten, leve de beken.
Het watermolenrad kreunt als houten treden.
Hopbellen bleek groengeel als de achttiende eeuw.
Septemberregen wist straks vredig het zicht uit.