door haar man verlaten, vraagt haar beste vriendin haar voor haar
zoontje van vier te zorgen omdat zijzelf moet worden opgenomen in
het ziekenhuis, en wint ze in een loterij een zomerhuis. Ze besluit om
samen met haar protegé Tumi op reis te gaan door het barre IJsland,
op zoek naar een mooie plek voor haar nog te bouwen zomerhuis.
Tumi is bijna doof en zeer slechtziend, en leeft door deze ingrijpende
lichamelijke beperkingen in zijn eigen wereld.
Met Vlinders in november laat Ólafsdóttir zien welke absurde en dramatische wendingen het leven kan nemen, en ze beschrijft op zowel
ontroerende als geestige wijze een bijzondere en steeds intenser
wordende relatie. Tegelijk is deze road trip voor de vertelster een
persoonlijke zoektocht, waarin ze wordt geconfronteerd met haar
ambivalente gevoelens jegens het moederschap.