Met De vogels om het erf sluit de auteur in 1978 de wederwaardigheden van zijn gefingeerde dubbelganger af. De haard, de boom en het erf zijn tot symbolen geworden van het verleden. In de vertellingen van Wilt Tjaarda gaat het dan ook niet om een autobiografisch, maar om een nostalgisch terugkijken van de schrijver naar zijn Friese jeugd, waarbij waarheid en dromen in elkaar vervloeien.