In de streek waar in deze tijd New York en Ontario zijn gelegen, wordt negen jaar vóór deze roman opent een belangrijk kind geboren. Zijn naam: Ratelaar. De stamoudsten zien in hem een kind van een bosgeest, een afstammeling van de Grote Geest zelf. Ratelaar beleeft een alleszins vredige en onbevangen jeugd, maar die sfeer slaat al snel om als enkele naburige krijgers in hem een mogelijk wapen zien, een middel om hun macht uit te breiden. In het nastreven van hun ambitie zijn ze echter geen van allen zo meedogenloos als de oorlogsaanvoerder Springende Das, die de moeder van de jonge Ratelaar vermoordt, het dorp van zijn jeugd tot de grond toe afbrandt en de jonge Ratelaar gevangenneemt. Daarna voltrekt zich een ramp, voor Springende Das en zijn stamgenoten wel te verstaan, als een cycloon hun hele dorp verwoest. bovendien komen de twee krijgers die de gevangen Ratelaar terug naar het dorp van Springende Das moeten brengen op raadselachtige wijze aan hun eind.