Het verlangen tot samensmelting – of dat nu met een stoel, met een hert of een man is – komt telkens terug in de gedichten in Vonkt. Dat die vonken niet zonder gevaar zijn, lezen we in de eerste afdeling van deze bundel, ‘De afgrond omsingelen’, een verontrustend verslag van een persoonlijke strijd. ‘Een slag op de trom’ zet de toon voor een crescendo en de bundel sluit af met ‘Love songs for the Absolute’. Langelaars taal is spannend en precies, in elke regel gebeurt er iets.
‘Wat zijn wij toch eenvoudig mompelde ik, /terug op de achterbank/we verdrinken in water/en gaan dood aan de zon’.