Als de twintigjarige Julia haar dode tweelingbroer vindt op de vloer van zijn slaapkamer in hun ouderlijk huis, staat haar wereld op zijn kop. Zonder enige voortekenen heeft hij zelfmoord gepleegd en in haar zoektocht naar een verklaring vindt ze zichzelf op een spoor, starend naar de koplampen van een naderende trein. Voor haar staat een onbekende jongen, die hetzelfde doel lijkt te hebben. Terwijl de twee elkaar beter leren kennen, probeert Julia de puzzelstukjes op zijn plaats te leggen om de enige vraag die haar vanaf dat moment bezighoudt te beantwoorden: waarom?